20 October 2025
‘Mensen denken vaak: als muziek goed is komt die vanzelf wel bovendrijven. Maar zo werkt het niet’, zegt Alders. ‘Er spelen allerlei bewuste en onbewuste krachten in de muziekgeschiedenis die verklaren waarom sommige mensen buiten beeld raken én anderen juist op de voorgrond worden gezet.’
Tijdens haar werk voor de Leo Smit Stichting, die vergeten componisten tijdens de Tweede Wereldoorlog weer terug wil plaatsen in de muziekgeschiedenis, raakte Alders gefascineerd door de vraag waarom hun muziek zo lang niet meer werd gehoord. ‘Veel van de componisten die in de oorlog werden vervolgd, meestal Joods, waren voor 1940 al minder zichtbaar’, vertelt Alders. ‘Wie kamermuziek schreef of muziek voor radio en film werd minder serieus genomen. Symfonieën en opera’s schrijven werd als het “echte werk” gezien. Maar orkesten durfden al voor de oorlog vaak geen risico te nemen en speelden daarom liever Beethoven en Mozart en geen hedendaagse componisten. Zo ontstond er een hiërarchie die bepaalde wie geschiedenis zou maken en wie niet.’
Vanaf 1940 verdwenen Joodse componisten helemaal uit concertzalen en krantenkolommen. Ze werden niet meer gespeeld, en nog levende componisten, zoals Leo Smit, werden bijna allemaal afgevoerd en vermoord in de concentratiekampen. ‘Er kwam nooit een officiële verordening, maar toen het Concertgebouw muziek van de Joodse componist Mahler wilde spelen, liet Seys-Inquart via via met een telefoontje weten dat hij het nog één keer zou toestaan en dan moest het afgelopen zijn’, vertelt Alders. ‘En wie niet meer werd uitgevoerd, verdween simpelweg uit het zicht.’
Na de oorlog bleef het lange tijd stil rond Joodse componisten. Nederland richtte zich op het eren van verzetshelden, de vermoorde componisten pasten niet in dit verhaal. ‘In herdenkingsconcerten klonk muziek van verzetsstrijders, niet van Joodse slachtoffers,’ aldus Alders. ‘Pas vanaf de jaren zestig kwam er ruimte voor die verhalen, maar toen was het vijftien jaar later en kende bijna niemand die muziek meer’.
Om te begrijpen hoe deze stilte ontstond, combineerde Alders archiefonderzoek met digitale methoden. Zo bouwde ze een online database waarin meer dan 1.900 musici en componisten zijn opgenomen en de 1.400 concerten waarin zij speelden en werden gespeeld. ‘Ik wilde weten: hoe kenden ze elkaar? Wie speelde wiens muziek? En waar traden ze op?’
De database maakt duidelijk dat muziek bij uitstek afhankelijk was van netwerken. ‘Een componist heeft musici, zalen en programmeurs nodig. Als die netwerken verdwijnen, verdwijnt de muziek’, zegt Alders. ‘Dat gebeurde letterlijk: manuscripten raakten kwijt, huizen werden geplunderd, families wisten vaak niet dat ze iets waardevols op zolder hadden.’
In haar proefschrift verweeft Alders persoonlijke geschiedenis met een breder historisch patroon. Ze beschrijft onder ander het leven van componist en pianist Julius Hijman, die in 1939 naar Amerika emigreerde en uit het Nederlandse muziekleven verdween. ‘Zijn manuscripten lagen decennialang ongezien in een kast van de Koninklijke Bibliotheek. Toen studenten van het Conservatorium van Amsterdam zijn werk uitvoerden, bleek het prachtige muziek,’ vertelt Alders.
Haar proefschrift is niet bedoeld om vergeten werken tot meesterwerken te verklaren, benadrukt Alders. Maar om te laten zien hoe muziekgeschiedenis gemaakt wordt. ‘De kwaliteit van de muziek is niet de enige factor: machtsverhoudingen, sociale netwerken en herdenkingscultuur spelen een minstens zo grote rol. Door hun muziek opnieuw te laten klinken, herstellen we een klein maar belangrijk stukje van wat verloren ging.’
De belangstelling voor deze muziek groeit weer. ‘Sinds de jaren negentig is er meer ruimte voor verschillende stijlen,’ vertelt Alders. ‘Musici zijn vaak verbaasd hoe mooi deze vergeten werken zijn.’
Op basis van haar onderzoek werkt ze ook aan een boek, getiteld: ‘In een web van stilte’, dat in april 2026 bij uitgeverij Balans verschijnt.